|
|
Met dank aan
Elmar van den Ham, docente
op het RSG Broklede te Breukelen die deze opdracht heeft gemaakt. Doel van de opdracht is dat jullie
SLU: 4 , waarbij we 2 lessen in het computerlokaal zullen zitten. Eindresultaat: Opdrachten bij internetpoëzie 1. Zorg dat alle (overige) vensters gesloten zijn en
ga naar:
http://www.broklede.nl/poezie/index.html 2. Druk op “Inhoud” en lees het gedicht van Marinka van der Horst twee keer goed door. Geef aan welk van de hieronderstaande thema’s het best past bij het gedicht en leg je antwoord uit. a. tijd, omdat… 3. Ga naar het volgende gedicht: “Twee kabouters”, van Tamara. Als je dit gedicht vergelijkt met het gedicht “Momenten”, welke vind je dan beter? Leg uit waar dat precies door komt.
4. Ga naar het gedicht van Wenda. (Als de vogels aan het woord zijn, klik er dan ook even op om het gedicht in vogeltaal te horen.) Uit hoeveel strofen bestaat dit gedicht, denk je? Leg uit hoe je aan je antwoord bent gekomen.
5. Waar gaat het gedicht van Wenda over? Leg uit welk van de thema’s hieronder het best past bij het gedicht. a. gemis, omdat… 6. Lees het volgende gedicht, “Ik ben stapelgek”. Welk van de hieronder staande uitspraken past het best bij het gedicht? Motiveer je antwoord. a. iedereen heeft een goede en een slechte kant 7. Leg uit of je het terecht vindt dat het gedicht uit 2 strofen bestaat? 8. Wat heeft de tekening te maken met het gedicht? 9. Lees het gedicht “Er was eens een meisje”. (Klik ook even op de figuren om te horen wat ze te vertellen hebben). Leg uit welk van de thema’s hieronder het best past bij het gedicht. a. moord, omdat… 10. Ga naar het gedicht van Frieda en leg uit wat zij met haar gedicht wil zeggen. 11. Ga naar het gedicht van Sophie en leg uit wat zij met haar gedicht wil zeggen. 12. Ga naar het gedicht van Marianne en beantwoord de volgende vragen: - Wat bedoelt de dichter precies met de eerste zin van het gedicht? - Waar wordt de zwerver in iedere strofe mee vergeleken? - Vind je dat een goede vergelijking? Licht je antwoord toe. - Waarmee wordt “de blik van de zwerver” vergeleken? - Voeten kunnen geen kusjes geven. Leg uit wat de dichter wil zeggen met “zijn voeten geven zachte kusjes aan de straat”? 13. Je hebt nu acht gedichten gelezen. Welk gedicht vind je het mooist? Welk gedicht vind je het minst mooi? Licht je keuze toe. 14. Welke illustratie/animatie vind je het best? Welke illustratie/animatie vind je het slechtst? Leg uit. 15. Ga nu naar: http://www.xaveriuscollege.be/poezieproject/index.htm 16. Klik op “Enter” en een keer op F11 voor het beste resultaat. Bezoek vervolgens de afdeling “interactieve poëzie” en ga verder door in de tekening die verschijnt op de verborgen hyperlink te klikken. (Hiervoor zul je op het luipaard moeten gaan staan.) 17. Haal uit het gedicht dat verschijnt twee voorbeelden van alliteratie. Als je niet (meer) weet wat het begrip “alliteratie” inhoudt, zoek je het even op (Google). Druk vervolgens weer op de (verborgen) hyperlink. (Hiervoor zul je op het woordje “leven” moeten gaan staan.) 18. Haal een voorbeeld van assonantie uit het gedicht “lichtgroene ogen”. Druk op de (verborgen) hyperlink. 19. Lees het gedicht dat in het oog verschijnt een paar keer goed door. Tip: als je het lastig vindt om het gedicht te lezen, ga dan even op de tekst staan, klik op de rechtermuisknop en kies voor “bron weergeven”. Scroll net zolang tot je het gedicht vindt. Leg duidelijk uit wat het gedicht te maken heeft met de illustratie. 20. Leg uit welk van de thema’s het best bij het gedicht past. a) liefde, omdat… Druk op de (verborgen) hyperlink. 21. Lees het gedicht dat verschijnt en wacht net zolang tot de rits vanzelf opengaat. Welk woord staat er achter de rits? Druk op de (verborgen) hyperlink. 22. Zeg in eigen woorden wat de zin betekent die verschijnt als je op de rits klikt? 23. De zin van de vorige vraag verandert van betekenis als je met de muisaanwijzer op het woordje “mij” gaat staan, er komt namelijk één woordje bij. Geef in je eigen woorden de betekenis van die “nieuwe” zin. 24. Naar wat voor een liefde zou de persoon in kwestie (dus) op zoek zijn: een lichamelijke of geestelijke? Druk op de (verborgen) hyperlink. (Hiervoor zul je op het woordje “wil” moeten gaan staan.) 25. Het gedicht met de verfpot verschijnt. Is dit eigenlijk poëzie? Waarom wel/niet? Druk op de (verborgen) hyperlink. 26. In het gedicht staat “sneller dan ‘t licht”. Zoek even op hoe snel dat precies is en leg uit hoe de dichter dus tegen de liefde aankijkt? 27. Haal één voorbeeld van assonantie uit de eerste regel en één uit de tweede regel. Waarom gebruikt een dichter eigenlijk vormen van assonantie en alliteratie? 28. Hoe is de tweede regel van het gedicht terug te vinden in de tekening? Druk op de (verborgen) hyperlink. 29. Lees het gedicht “betonblok” en citeer de wens van de ik-figuur. 30. Past de tekening qua kleurgebruik goed bij het gedicht? Licht je antwoord toe. 31. Leg uit welk van de hieronderstaande thema’s het best bij het gedicht past. a) in de grijze massa, omdat… 32. Klik op “gelieve te mengen en enkele minuten te bakken” en daarna op de (verborgen) hyperlink. Lees het gedicht “Ik sta te wachten.” en beantwoord de volgende drie vragen - aan het begin van het gedicht staan twee verliefde mensen te wachten “op de bus die nooit komen zal”, maar aan het einde van het gedicht staat plotseling “de bus raast voorbij”. Kun je uitleggen wat de dichter wil zeggen met dat de bus toch “nooit komen zal”? - Degene in het gedicht noemt de bus “een dreigend gevaar”, maar bedoelt daarmee natuurlijk niet dat hij bang is om omver gereden te worden. Wat bedoelt hij wel met “een dreigend gevaar”? - Leg uit welk thema het best past bij het gedicht. Kies uit: a de bus, omdat… Druk op de (verborgen) hyperlink 33. Lees het gedicht “Je bent hetzelfde maar toch anders”. Leg uit welk van de hieronderstaande thema’s het best past bij het gedicht. a) anders zijn, omdat… 34 Leg uit dat het thema van het gedicht ook wordt uitgebeeld in de illustratie. Druk op de (verborgen) hyperlink. 35. Klik op het oor. Je ziet en hoort muziek. De ik-figuur schrijft een gedicht over de persoon aan wie hij denkt. Wat roept de muziek op? Kies uit: a) somberheid, omdat… Druk op de (verborgen) hyperlink. 36. Ga naar het gedicht “Ik heb een snaar met volle noten”. Wat roept de muziek op? Kies uit: a) somberheid, omdat… 37. Lees het gedicht goed en leg uit welk thema het best past bij het gedicht. Kies uit: a muziek, omdat… Druk op de (verborgen) hyperlink. 38. Klik net zolang totdat je bij het gedicht “Klein, oud en vies” bent beland en leg uit wat de gevangene precies met “overbevolkt” bedoelt. Druk op de (verborgen hyperlink) en ga naar het gedicht “Een traan”. 39. Leg uit waarom het gedicht zo trilt: wat heeft die beweging met het gedicht te maken? 40. Niet alleen het gedicht is gespiegeld. Waarin verandert de traan als je hem spiegelt? Haal je antwoord uit de tekening. Weet je waar die gespiegelde traan het symbool van is? 41. Leg nu uit welk thema het beste past bij het gedicht (en de illustratie). Kies uit: a) tranen, omdat… 42. Je hebt nu weer een aantal gedichten gelezen. Maak een topdrie met de gedichten die je het mooist vindt en een topdrie met de gedichten die je het minst mooi vindt. 43. Doe hetzelfde als bij vraag 42 maar nu voor de illustraties/animaties. 44. Geef commentaar op deze opdracht. a. Wat vond je leuk en minder leuk? |
|